Begrippen
Hier klikken om te bewerken.
Begrip
bouw
functie
catogorie
1. primaire geslachtskenmerken
in je lichaam
geslachtskenmerken die je al bij de geboorten hebt.
geboorte
2. secundaire geslachtskenmerken
in je lichaam
geslachtenmerken die zich pas op latere leeftijd omwikkelen
puberteit
3. puberteit
begint van 12 tot 18 er komen heel veel veranderingen in je lichaam
dat heeft te maken met hormonen
puberteit
4. hormonen
overal lichaam
zorgt er voor dat er veranderingen komen in je lichaam
puberteit
5. hypofyse
ligt achter in je brein, ziet er uit als een balletje
maakt bepaalde hormonen die de voorplantingsorganen laten functioneren
puberteit
6. groeispurt
gebeurt in heel je lichaam
dan wordt je ineens een stuk groter
puberteit
7. balzak
ligt bij de penis, bestaat uit twee ballen de bijbal en de testis
huidplooi waar teelballen en bijballen liggen
mannelijk geslachtorgaan
8. teelballen
ligt in de balzak
hier worden de cellen gemaakt
mannelijk geslachtsorgaan
9. bijballen
ligt in de balzak
slaat de cellen op
mannelijk geslachtmannelijk
10. urinebuis
alles stroomt er omheen
vervoeren van urine en sperma
vrouwlijk geslachtsorgaan en mannelijk geslachtorgaan
11. sperma
een witte vloeistof met cellen er in
sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat
mannelijk geslachtsorgaan
12. prostaat
hier worden voetstoffen en vocht met elkaar te voegen
voegt vocht toe met voedingsstoffen voor de zaadcellen
mannelijk geslachtsorgaan
13. voorhuid.
om de eikel
huidplooi om de eikel
mannelijk geslachtsorgaan
14. zaadblaasje
voegen vocht met zaadcellen toe
voegt vocht toe waardoor zaadcellen beter gaan bewegen
mannelijk geslachtsorgaan
15. eikel
bovenste gedeelte van de penis, gevoeligste gedeelte van een man
zorgt er voor dat een ban opgewonden word
mannelijk geslachtsorgaan
16. zaadcellen
zit in de bijbal, ziet er wit uit
wordt door een man overgedragen tijdens de geslachtsgemeenschap
mannelijk geslachtorgaan
17. eicellen
zit in de eierstok en wordt een keer in de maand losgelaten door een vrouw
in de eicel van een vrouw kan bevrucht worden door de zaadcel van een man en zo kan je een kind krijgen
vrouwelijk geslachtorgaan
18. eierstokken
zit in de vagina van een vrouw en worden alle eicellen opgeslagen
hier worden alle jongen eicellen op
vrouwelijk geslachtsorgaan
19.eileiders
zit in de vagina van een vrouw
bevruchting van een cel vind hier plaats
vrouwlijk geslachtorgaan
20. baarmoeder
zit in de vrouw, hier kan een kind opgroeien
het kind groeit in dit orgaan
vrouwelijk geslachtsorgaan
21. clitoris
zit in het geslachtsdeel van een vrouw
maakt een vrouw opgewonden
vrouwelijk geslachtsorgaan
22. vagina
vagina bestaat uit de at uit de clitoris, en de schaamlippen
het vocht afscheiden als een vrouw seksueel geprikkeld wordt,
vrouwelijk geslachtsorgaan
23. schaamlippen
zit aan de buitenkant van een vagina bevind zich in het begin van het vrouwelijk geslachtoorgaan
bedenkt de ingang van de vagina
vrouwlijk geslachtsorgaan
24. maagdenvlies
zit in de vagina
slijmvliesplooi die de vagina gedeeltelijk afsluit
vrouwelijke geslachtsorgaan
25. menstruatie
het afstoten van een deel van het baarmoedersslijmvlies.
ongesteld zijn
menstruatiecyclus
26. ovulatie
gebeurd in de eierstok
het vrij komen van eicel een uit een eierstok
menstruatiecyclus
27. homoseksueel
twee mensen die op de zelfde soort vallen
als een man of een vrouw valt op het zelfde geslacht
seksualiteit
28. biseksueel
als je op mannen en op vrouwen valt
als een man of een vrouw op alle twee de geslachten valt
seksualiteit
29. heteroseksueel
als je op vrouwen valt.
als een man op een vrouw valt een een vrouw op een man
seksualiteit
30. transgender
je wilt een ander persoon zijn
als je meisje bent en je wil een jongen zijn en andersom
seksualiteit
31. anti-conceptie pil
een wit pilletje dat de vrouw inneemt op een zwangerschap te voorkomen.
middel dat je gebreukt om zwangerschap te voorkomen
voorbehoeds-middellen
32. coïtus interruptes
het stoppen van een geslachtsgemeenschap
als de man zijn penis uit de vagina haalt
seksualiteit
33. morning after pil
een pil de je moet in nemen naar de geslachtgemeenschap
een pil na de seks
voorbehoudsmiddellen
34. abortus
een kind laten weghalen uit de baarmoeder
als je een kind weg laat halen uit je buik
zwangerschap
35. pessarium
zit voor de baarmoeder
een rubber koepeltje dat de baarmoeder afdekt
voorbehoedsmiddelen
36. sterilisatie man
de zaadleider wordt afgebroken
dat een man geen kinderen meer kan krijgen
zwangerschap
37. sterilisatie vrouw
de eileider wordt afgebroken
dat een vrouw geen kinderen meer kan krijgen
zwangerschap
38. mirena
zit in de lichaam van een vrouw
een hormoonspiraaltje van en vrouw
voorbehoedsmiddelen
39. SOA
een ziekte die je kunt krijgen bij het geslachtsgemeenschap
Als je een infectie krijgt bij het geslachtsorganen
soa's
40. AIDS
zorgt dat het afweersysteem tegen alle ziekteverwekkers word aangetast
een ziekte die je kan oplopen tijdens de seks
soa's
41. HIV
een virus die je kan krijgen bij het geslachtsgemeenschap
de ziekte verwekker is een virus
soa's
42. clamydia
bij deze bacterie kun je een ontsteking krijgen maar je merkt er niks van het meestal kun je niet meer zwanger worden of iemand zwanger maken
een vaak voorkomende soa
soa's
43. seropositief
je hebt aids, maar nog niet ziek
als er aangetoond dat iemand aids heeft, maar is nog niet ziek
soa's
44. gonorroe
zit in de slijmvliezen van de vagina, anus, penis, keel en oog
een seksueel overdraag baren ziekte
soa's
45. HPV
een ziekte dat in de baarmoeder zit
veroorzaakt baarmoederkanker
soa's
46. embryo
een baby in de baarmoeder die er nog geen 3 maanden zit
een plant of dier die in het begin zitten van hun ontwikkelijk
zwangerschap
47. foetus
een baby in de baarmoeder die er al langer als 3 maanden zit
zo noem je een ongeboren baby
zwangerschap
48. navelstrengader
x
doet foute stoffen weg
zwangerschap
49. navelstrengslagader
x
geeft voedingstoffen aan de baby
zwangerschap
50 vruchtvliezen
beschermde vliezen
x
geboorte
51. vruchtwater
in de baarmoeder
het vocht waar de embryo in rond dobbelt
geboorte
52. placenta
het moederkoek om de embryo
deel van de baarmoederwand waar bloed in de bloedvatten van de embryo vlak langs het bloed
geboorte
53. weeën
x
de stof waar de baby zich in de baarmoeder in bevind
geboorte
54. uitdrijving
gebeurt als de baby wordt geboren
het kind komt ter wereld door krachtige persweeën
geboorte
55. ontsluiting
gebeurt in het bij het begin van de baarmoeder
de baarmoederhals en de baarmoedermond worden wijder
geboorte
56. nageboorte
gebeurt in de baarmoeder
de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen
geboorte
57. geslacht-gromosoon
x
een gromosson die voor de bepaling van de sekse behoort
celniveau
58. xx
staar voor vrouw
x
celniveau
59. xy
straat voor man
x
celniveau
60. mitose
x
het procees waar de chromosonen bij elkaar komen
celniveau
61. metiose
x
een tweedelig proces waar de van chromosonen
celniveau